Jonathan Safran Foer. Zijn pièce de résistance, Everything is illuminated (half) gelezen en de boekverfilming ervan ooit gezien. Jonathan Safran Foer hoort onderdeel te zijn van je opvoeding afdeling Joods-Amerikaanse literatuureluur. Omdat Foer een tamelijk briljante, spitsvondige schrijver is. Omdat, als je zijn boek(en) hebt gelezen, spontaan het leven gaat samenvatten zonder in totale depressie te vallen. Omdat je, als je zijn boek uit hebt, langs de lijn van totale verlichting ontdekt, dat het leven toch vrij briljant in elkaar steekt. Daarom.
En als de grote (kleine) schrijver een bezoekje brengt aan de Maasstad (Arminius), in het kader van zijn tour voor zijn nieuwste boek Here I Am, dan zit Het Aapje uiteraard front row. Jonathan Saffran Foer werd op zaterdag 15 oktober jl. in Arminius geïnterviewd door schrijver Ernest van der Kwast. Het gaat ver om van der Kwast onze eigen Safran Foer te noemen, maar ze delen wel het soort wittiness in schrijfstijl. Slim bedacht van beide uitgevers dus. En de locatie werkte ook als een malle. Het debatcentrum dat van oorsprong een remonstrantse kerk is, is majestueus. Het teakhouten meubilair, het pitch pine grenen in de gewelven. Alsof je in een collegezaal op de Harvard-campus bent beland. Arminius oogt statig en preppy tegelijk.
Ga hier niet een spreekbeurt houden hoe de avond met de kleine man Foer chronologisch verliep, want dat interesseert hoegenaamd niemand een bal. Nou, vooruit, ik wil wel een béétje kwijt hoe het die avond ging. Op een groot scherm achter Foer en van der Kwast werden beelden geprojecteerd. Van Foer’s boekcovers, de skyline van Rotterdam (want onlangs door The Wallstreet Journal uitgeroepen tot coolste stad van Nederland ‘did you know that Jonathan?’), tot aan foto’s van Trump’s lelijke kop (ter illustratie bij de zeer actuele maar compleet uitgeholde vraag wat Foer van Trump vindt). Foer draaide bij elk nieuw beeld enigszins gespeeld geagiteerd zijn kleine torso een kwartslag richting projectiescherm. Vroeg zich meerdere malen af wie deze beelden had geselecteerd en waarom ‘he is being interrupted all the time by silly images’. Het was ongemakkelijk grappig tegelijk. Vooral hoe hij het bracht. Foer’s Upper Eastside-dictie is namelijk hilarisch droog, in combinatie met een heel fijne stem. Sexy bijna. Een sexy ass auteur die verschrikkelijk goed schrijft. Het was genieten van Foer in optima forma. Of het voor ons lezersplebs afzien was op de kneiterharde remonstrantse kerkbankjes? Niets gevoeld whatsoever.
En toen kwam het. Na een paar erg geestige monologen, waarin Foer zijn schrijversprofiel uitlegt als pretentieloos, als iets wat er gewoon is. Een boek schrijven, daar is niks verhevens aan. En wat er is geschreven dien je ook niet high brow tot je te nemen. Prima. En toen kwam het, het vragenrondje uit het publiek. Een rondje met de meest ranzige, clichématige vragen van hardcore Foe-fans en muurbloemboekenjunkies. Een van die fifi’s stelde deze evergreen: ‘Who was your inspiration as a writer?’ Waarop Foer een minutenlange monoloog hield hoe hij ooit kennismaakte met een pseudo pilot. Een piloot die nooit een vliegtuig zal besturen. Een pseudo pilot aka luchtverkeersleider in opleiding. Een geniaal non-onderwerp dat hij geraffineerd uitsmeerde tot de duur van een kwartier. Of de pseudo piloot zijn grote voorbeeld was, vroeg fifi nog tot overmaat van ramp. Ondertussen observeerde ik en sloeg ik dingen op in mijn apenkop. The Monkey was aan.
Want het drama was nog niet voorbij. Naast de vragen van het niveau Bruna top 10, heb je namelijk ook altijd de groep die wil promoveren op een bestseller. De microfoon stopte voor de volgende vraag (‘hierna nog één vraag’) bij een gebocheld dametje. Ver in de zeventig. Avantgardistisch platinablond kort kapsel. KLM-blauwe mantel om haar magere schouders gedrapeerd. Ze stelde een vraag waarin wij slechts krakend intellectueel gepeupel konden ontcijferen. Filosofisch gezever over een bepaalde passage uit zijn laatste, Here I am, waarin ’the ethics and meaning [ ]’ haar niet helemaal duidelijk waren. En waarbij granny zich hardop afvroeg wat Foer hiermee bedoelde. Ik betrapte mezelf op een enorm triomfantelijke grijns. Foer had namelijk een halve nanoseconde geleden geroepen dat zijn schrijven non-extentialistisch uitgelegd moest worden. Met nog net dat greintje respect voor La Ouwe Knar, legde hij uit dat hij het uhm, net al had uitgelegd. ‘There is simply no answer.’
Ondertussen zweefde de microfoon met de gastvrouw door de zaal voor ‘echt de allerlaatste vraag van vanavond.’ De microfoon als pseudo pilot. Ik had intussen al drie keer mijn armpje omhoog gestoken (ik weiger, ondanks mijn geringe lengte een puntmuts of zwaailicht op mijn hoofd te planten). Maarrrr, driemaal is verdomde scheepsrecht heur. Ik had de microfoon eindelijk in handen. Ik stond op van mijn remonstrantse zitplaats; Foer veerde op zijn beurt zoveel mogelijk op van zijn fauteuil om te zien wie die kleine brilaap nou was.
“Hi mister Foer. Would you consider to write a book, let’s say within ten years from now. And would you consider incorporating this moment in your book. This very moment where you were being interviewed in the coolest city of Holland, by a silly Dutch writer and moreover, being interrupted by Trump in your back, all the time. Would you consider doing that, mister Foer?’
Het Arminius was voor even helemaal illuminated.