Ik ben er nog beduusd van. Van mijn horrormondhygiënistebehandeling van afgelopen woensdag. En waar begin ik, want dit blog heeft een fiks achtergrondverhaal nodig. Het zit zo. Ik heb zwak tandvlees. En relatief grote tandjes in een klein kaakgewricht. Precies, een echt aapje dus. Als brugklasser kwam ik in aanmerking voor een beugel. Maar door mijn verhuizing naar Jakarta kwam het daar nooit meer van. Kleine kaken, zwak tandvlees: een gebitsbedreigende combinatie. Ik heb al twee tandvleesoperaties achter de rug en ik mis een linkerbenedenkiesje. De laatste tandartsoperatie was heel geslaagd, want uitgevoerd door een pünktliche Duitse tandarts, die elk stukje ongezonde gum met militaire precisie uit mijn mond wist te knallen. Mijn tandhalzen lagen als resultaat daarvan dan wel bloot, gezond werd het allemaal wel. Maar die operatie was alweer een tijdje terug, en een gebit is erg gevoelig voor stressdingen. Sinds papa is overleden, voelde ik al dat mijn mondconditie weer wat achteruit ging. Dus onlangs bij mijn fonkelnieuwe Rotterdamse tandarts een passend nieuw behandelplan samengesteld. Waarbij de mondhygiëniste pockets schoonspuit met zo’n mini-fire distinguisher. Niet echt een pijnloze behandeling. Maar ik heb een relatief hoge pijngrens. In combinatie met operaties incl. verdovingen en niet-verdoofde behandelingen op mijn palmares, een waar droomscenario.
Om mezelf deze keer toch wat meer comfort te gunnen, koos ik voor verdoving. Ik weet nog dat ik heel laconiek en losjes aan dame mondhygiëniste (hierna: Beunie de Beunhaas) vertelde dat ik het normaalgesproken zonder doe, ‘maar ach waarom ook niet, lekker ff niks voelen.’ Niet wetende dat ik daarmee een heel bataljon aan martelgoden had verzocht. Het ging namelijk al heel rap mis. Beunie verloor namelijk grip toen ze de injectienaald in mijn tandvlees plantte. Ik voelde het apparaat soort van ‘opzij’ in mijn mond vallen. ‘Oh waarschijnlijk was je nog niet ontspannen.’ U raadt het al: direct was ik zo gespannen als een broodplank. En nog even dit: ik ben ervaringsdeskundige in mondanesthesie. De injecties voelen als venijnige maar relatief korte speldenprikjes, no spang. Maar opeens was daar De Naald. Een naald met diepzeeduikbrevet want het ding dook weg in mijn tandvlees. Zo diep, dat het aan de achterkant wang er weer uit kwam, qua gevoel. Daarbij drukte Beunie vrij hard de vloeistof er doorheen. Die tegendruk en diepe naaldbeleving gecombineerd, waren onbeschrijfelijk pijnlijk. Ik heb de hele praktijk bijelkaar geschreeuwd. Voor het eerst in mijn leven. Voorheen piepte ik nooit, bij geen enkel arts- of ziekenhuisbezoek. Neem het jaar 2003 toen mijn linkerdijbeen in twee brak. Met een dikke pen en vier schroeven er doorheen geramd, werd ik wakker in de verkoeverkamer van het VUmc met de legendarische woorden: ‘ik voel me net de Noordzuidlijn met tachtig heipalen erin, verder gaat het prima.’ Maar hier in de tandartsenpraktijk was ik door die kapotslechte verdovingspoging van Beunie, emotioneel in de knop gebroken. En toen moest het nog beginnen. Ik heb tijdens de rest van de behandeling zo veel mogelijk geprobeerd mijn eigen hoge-pijngrensreputatie te redden. Zo veel mogelijk geprobeerd te ontspannen en mezelf malle positiviteitsgoeroe-achtige ‘yes, dit is goed voor je tandjes Ramoon’-prietpraat in te prenten. Maar Beunie was nog lang niet klaar de beunhaas uit te hangen. Leest u nog even mee?
Goed. Elke ruimte tussen tand en tandvlees krijgt dus die clean sweap: hogedruk-unit erop, stofzuigerslangetje ertussen (heet niet zo, maar you know wat ik bedoel) en nog een ijzeren haakje om overal bij te kunnen. Deze drie apparaten plantte Beunie steeds soort van achteloos bij een tand. Vervolgens liet ze de boel stationair draaien, en keek daarbij af en toe naar mijn gebitsschema op haar beeldscherm achterin de behandelkamer. Aanvankelijk dacht ik nog: ‘prima, ze checkt goed welke tand en waar precies ze moet schoonspoelen.’ Maar toen werd het snel nasty. Ze keek niet één keer, maar vet vaak weg van mijn mond vol apparaten. En daarnaast keek ze ook gewoon fluitend (ja, U leest het goed: fluitend) om zich heen, richting behandelkamerdeur van frosted glas. Wie zocht ze? Hopelijk Hoofdcommissaris Tandarts die haar heel rap van deze functie af zou moeten halen. Want terwijl ze rondkeek, draaiden die units dus nog steeds op dezelfde plek stationair in mijn bek (excuses voor het taalgebruik, maar rijmt lekker).
En waar ik bang voor was, gebeurde: ik kreeg een ferme pijnscheut te verduren op een toch al gevoelige plek in mijn mond (oh surprise, verdoving werkte dus niet). Ik gaf het teken -armpje omhoog- dat ik dit niet trok. Ze pauzeerde even. Tot overmaat van ramp, groeide mijn tong door de anesthesie tot maat XL, en kreeg ik slikproblemen. Daardoor verslikte ik me met een langdurige hoestbui als gevolg. Na drie (!) minuten, waarbij mijn keel bijna binnenstebuiten in de spoelbak lag, kreeg ik een bekertje water van Beunie. De eerstvolgende poging van haar om een stukje tandvlees schoon te spoelen schoot bij mij qua pijnbeleving door het plafond, en was de maat voor mij episch vol: ik barstte serieus in tranen uit. Ik heb de behandeling, die toch al bijna klaar was, afgekapt. ‘Helaas, dan houdt het hier op. Maar we zijn op de goede weg hoor,’ aldus Beunie. Nou Beste Beun, we zijn helemaal niet op de goede weg want ik knal de rest van de afspraken uit mijn telefoon en ik schrijf me uit bij jullie praktijk. Terug naar mijn oude vertrouwde tandarts in Delft.
Never change a winning team is het toch?