Het Aapje, de haai en het huilende meisje

En toen was er twee weken geleden die episch boze brief op Facebook. Geschreven door een schooldirecteur aan een ouder die de ziekte van een andere ouder in twijfel trok. Hoe raar deze ouder het vond dat die zieke vader dan toch op school van zijn zoontje kon verschijnen. Waarop de schooldirecteur, Sandor van der Laan, compleet los ging. Van der Laan omschreef treffend de trots van kleine kinderen jegens hun papa: ‘ik kan echt geen auto optillen, niet sneller dan een trein rennen [ ] in zijn ogen kan ik alles.’ Net als deze doodzieke vader die, ondanks zijn pijn, alles doet voor zijn kind. Ik vergat adem te halen toen ik dit verhaal las. Want in alles, elke zin dat uit elkaar knalde van vaderliefde voor zijn kind, herkende ik papa. En sindsdien komt mr. Sharky best weer vaak in mijn gedachten voorbij. Want papa had een litteken op zijn gezicht. Dat komt omdat hij in de oceaan met een haai had gevochten (duh). Toen ik brugklasser was, vertelde mijn moeder dat ze er geen snars van geloofde. Maar het beeld dat mijn pa in de woeste Indische Oceaan klappen uitdeelde aan een haai-unit is never nooit van mijn netvlies gegaan. Voor altijd in mijn verbeelding gebleven.

Laatst zat ik in een overvolle Intercity van Amsterdam Zuid naar Rotterdam. Ik had het niet meteen in de gaten, maar het meisje -begin twintig- dat schuin tegenover mij zat, vocht heftig tegen haar tranen. In eerste instantie dacht ik dat ze gewoon een bak chagrijn was want pruillip. Ze zat ook heel ongemakkelijk in haar treinstoel. ‘You have a chair to sit your bony ass on, in a train which is ramped to the roof, stop whining’, dacht ik nog. Ik vond het lastig om haar te zien worstelen met haar emoties. Maar ik was te laf om haar een papieren zakdoekje aan te reiken. Dat kwam ook omdat ze op gegeven moment haar lichaam een kwartslag naar het raam draaide. Alsof haar schuddende lichaam en vochtige wangen op deze manier niet werden opgemerkt door de treincoupé. Ik herkende álles aan haar houding. Hoe vaak heb ik wel niet huilend in het vliegtuig gezeten van Indonesië naar NL. Blij dat ik weer naar Nederland ging, maar loodzwaar omdat ik papa moest missen. Zijn liefde, zijn humor, zijn onvolprezen ikan di bulu. Die ene keer dat ik ruzie had met pa, omdat hij met 160 km per uur naar het vliegveld racete. Omdat we iets te laat van huis waren vertrokken. Ik weet nog dat ik schreeuwde dat ik serieus nog niet dood wilde. En daarna huilde ik hoog in de wolken mijn spijtgevoel weg. Of die laatste keer op de vlucht Manado-Jakarta, toen ik aan die jongen vroeg of ik alsjeblieft op zijn plek aan het raam mocht zitten. Zodat ik een kwartslag naar het vliegtuigraampje kon draaien en de bergtoppen van Manado kon zien. Huilend. Want daar ergens tussen ligt papa begraven.

De Kleine Sunda-eilanden, April 2016. Een week na papa's begrafenis. Dobberend.
Een dobberend aapje bij de Kleine Sunda-eilanden, 3 April 2016. Een week na papa’s begrafenis.

Vorige week overleed Riem de Wolff. Die ene bro van de Blue Diamonds die nog over was. Het illustere Indo-duo achter dat geniale liedje Ramona. Het liedje waar ik een haat-liefde verhouding mee had. Omdat al die ouwe kraaien van kennisjes van pa telkens ‘Ramona’ begonnen te jengelen als ze me zagen. Omdat ik de tekst na honderd jaar nog steeds niet uit mijn hoofd ken. Omdat ik me opeens realiseerde dat papa dat soms voor me zong. Met de nadruk op soms (zeker toen ik nog een puber was). Hij zong het heel lief en zachtjes, met een vertederde glimlach op zijn gezicht. Ik besefte dat het liedje ‘dat mij mijn hele leven al achtervolgt’, papa’s liedje voor mij is. Dus postte ik de Ramona-youtube van de week trots op Facebook. Een schooldirecteur, een huilend meisje, het liedje en een haai. Een rouwproces is als een lange parade van herinneringen. Een parade waarvan je nooit precies weet wanneer die langs je voorbij trekt, laat staan in welke vorm. Heel voorzichtig zeg ik dat ik dat eigenlijk wel meaui vind. Zwaar, dat ook, maar mooi zwaar.