Het Aapje en Stamppotstiefpa

Ik raak niet uitgepraat over mijn pa. Nu, bijna een jaar na zijn overlijden, knal ik regelmatig een ode de deur uit in de vorm van een blog. En gelukkig eten jullie het, gewoon omdat het kan en omdat het leuk is.

Maar van de week realiseerde ik me opeens dat ik een andere man in mijn leven (lees: kindertijd) absoluut tekort doe, als het gaat om zorg, aandacht, liefde en lol. Allemaal skills die ik mijn pa toedicht, maar die ook heel prima door iemand anders in de praktijk zijn gebracht. Waarvoor ik hem eeuwig dankbaar ben (en mijn pa weet ik, is dat bij deze ook). Ik heb het over mijn stiefvader, de tweede man van mijn moeder. Deze Balinese man trouwde mijn moeder toen ik ongeveer acht jaar oud was. Daarvoor gingen ze al zo’n twee jaar met elkaar. Hij kwam naar Amsterdam om te studeren en ontmoette mijn moeder bij de Crea waar hij Balinese dansles gaf en mijn moeder de lessen volgde.

Deze man, Ida Bagus Ngurah Winata (roepnaam: Guswin), ving mij op in de periode dat mijn vader zijn zakenmannenbestaan leidde in Hong Kong, en later Jakarta. Liefdevolle opvang was het, met respect naar mijn situatie. Ik kan mij exact nul conflicten herinneren in de context van kind van gescheiden ouders. In plaats daarvan ben ik in volledige harmonie opgegroeid met deze vriendelijke, goedlachse Balinese man die behalve slim, ook verrekte goed kon koken. Guswin is zo’n guy die met een hakmes superculinair, in drie seconden uien en knoflook fijnhakt voor de satebumbu. Guswin is ook de man die mij de liefde voor geschiedenis bijbracht. Door alles uit het jaar kruik als een bezetene op te nemen. Met als resultaat dat ik als achtjarige gup, geboeid om me heen zat te koekeloeren, op het bovenste plateau van de Akropolis. Waar het veertig graden celsius was. Deze culturele vakantie in Griekenland maakte een onuitwisbare indruk op mij. Niet in de laatste plaats door de enthousiaste tekst en uitleg van Guswin over de Griekse mythologie. Nog steeds kan ik autistisch met mijn neus op een willekeurig stuk tempel uit 1000 BC gedrukt, fantaseren over de barbaarse riten die zich daar wel niet hebben afgespeeld. Respect voor het verleden, die mateloze interesse voor geschiedenis, het is blijvend. Op de middelbare school haalde ik altijd negens voor Geschiedenis, omdat ik hele proefwerken niet zielloos stampte, maar als spannende verhalen uit mijn hoofd leerde. Met de jaartallen als milestones, de bloeddorstige koningen en keizers de gangmakers in de verhalen.

Naast al deze geschiedkundige verfijning, heeft mijn stiefpa mij mijn hele middelbare schooltijd getrakteerd op zijn enorm plagerig karakter met hoog entertainmentgehalte. Kent u die act van de messengooier en de assistente met de appel op het hoofd? Ik was altijd die assistentsjaak met appel, soort van. Ik was in elk geval altijd mikpunt van zijn grollen. Zoals bijvoorbeeld aan tafel. Aten we stamppot, dan wist hij vliegensvlug mijn hand te pakken en diep in de aardappelpuree te drukken. Ja, u leest het goed. Guswin heeft zich ook ooit schuldig gemaakt aan de mysterieuze (not) vermissing van mijn jampotbrilletje toen ik op de middelbare school zat. Ik ben serieus bijna een maand onbebrild door het leven gegaan. De bril in kwestie verstopt in een vaas hoog boven op de boekenkast. Ik had zo mijn vermoedens, en na een maand gaf Guswin zijn ontkenningen op, en wees met olijk bulderende lach de vindplaats van mijn bril aan. Mijn moeder was onthutst, ik denk dat ze het naar kindermishandeling vond neigen. Haar arme kind een maandlang kippig naar school gestuurd te moeten hebben. Maar ik vond het eigenlijk best heel lollig, achteraf gezien (pun intended).

Naast een epische pestkop, was stiefpa ook een briljant wiskundige. Een afgestudeerd ingenieur die kon toveren met cijfers. Zo’n nerd die wel raad wist met doodenge wiskundige formules waar ik tijdens de middelbare schooltijd vooral nachtmerries van had. Met engelengeduld trok hij mij door het moeras dat wiskundehuiswerk heette. Ik voelde me als Alfapuber vooral slachtoffer van vreemde materie, die rechtstreeks van de lelijke planeet Bêta, met geweld werd ingestraald in ons schoolcurriculum. Guswin’s mantra was altijd: je hebt een berg aan cijfers en een glasheldere (!) formule. Met de formule als wasstraat. Je stopt die cijfers hup, de formulewasstraat in, en dan heb je een schone auto/uitkomst als resultaat. Bloedsimpel. Maar het mocht niet baten. Volgens mij ben ik alleen geslaagd voor mijn eindexamen omdat ik voor Talen, Geschiedenis, Maatschappijleer, Godsdienst en Biologie belachelijk hoog scoorde. En daardoor het droevige cijfer (4) voor Wiskunde wist te compenseren. Maar de tomeloze inzet, het geloof van Guswin in mij, die is onbetaalbaar.

Maar zijn allergrootste verdienste is het feit dat hij mij heeft leren fietsen in het Amsterdamse Bos. Geloof me, ik kan me dat moment nog herinneren als de dag van gisteren. Die kinderlijke euforie vermengd met groosheid, op het moment dat de zijwieltjes van mijn vierwieler in het luchtledige stonden te draaien. Ik dacht dat ik vlóog op het grindpad tussen die reusachtige populieren in. Als je een kind dat glorieuze moment kunt geven, dan ben je als fietsleraar (uit Bali!) annex stiefpapa een hele grote.

Namens Frans Bernhard nogmaals bedankt, lieve Guswin. Tot heel snel in Jakarta.