Vorige week woensdag was ik in Damsko voor een zakelijke afspraak. Omdat die afspraak letterlijk en figuurlijk soepel verliep, had ik plenty tijd over om te chillen in het laatste restje nazomerzon. Uit automatisme koos ik voor Het Paleis, achter de Dam. Typisch zo’n tent in de categorie ‘kun je geen buil aan vallen.’ Constant in kwaliteit, steady interieur, wars van hipster nieuwigheden. Hier gelukkig geen hangplanten in triangelvormige plantenbakken en afgebrokkelde bakstenen muren. ‘Tijdens de verbouwing ontdekten we dit onaangetaste stuk muur en vonden het helemaal leuk om het zo te laten.’ Lulkoek. Zulke bakstenen muurtjes worden gewoon met voorbedachte rade eruit gebikkeld. Bij Het Paleis doen ze niet aan dit soort flauwekulmakeovers. In de hopeloze strijd om toch maar sexy te blijven voor het publiek. Never change a winning team hangt nergens op een bordje. Hoeft ook niet want ze veranderen gewoon niets.
Het interieur van Het Paleis is dus, voor zover ik het kan beoordelen, al een aantal jaren hetzelfde gebleven. Bistroachtig met een robuuste leestafel in het midden, langwerpige hanglampen die net niet in je krant steken, de bar onopvallend links achterin de zaak. Alles in de kleuren wit met zwartgeschilderde accenten. Uitzondering is het gedeelte bij de toiletten. Daar zijn de wanden in stemmig rood geschilderd.
Een dame van middelbare leeftijd bedient de zaak vandaag. Het is niet loeidruk. Een paar bankjes buiten zijn bezet met voormalige terrasaanbidders die hun sunny outfit verruild hebben voor de tussenjas. Binnen hangt een grand cafésfeer. Lunchers die bedachtzaam door hun macbooks scrollen of een krantje lezen bij de koffie. De dame van de bediening, ik noem haar mama-ober, is een charmante verschijning; brunette met het haar in een hoog knotje. Een soort tangodansknotje. Ze heeft ook iets van latinobloed gok ik. Een temperamentvolle maar warme, benaderbare uitstraling. Op het knusse af. Ze kon iedereens moeder of tante zijn.
Op de kaart zie ik een paar broodjes staan. Iets met zalm, avocado en kiptruffel. Maar ik besluit de ultieme tostitest te doen. Als tosti-units niet op de kaart staan, vraag ik er juist meestal naar. En dan kijken hoe creatief ze zijn. Of constateren hoe zuur ze zijn als ze een kille ‘nee sorry tosti bestaat hier niet, wel rechtsdraaiende boerensandwiches’ verkopen. Op mijn tostivraag antwoordde de mama-ober met ‘we hebben geen ham, maar wel bacon. Is ook lekker. Zullen we dat gewoon proberen?’ She had me with bacon. De manier waarop ze het gebrek aan ham compenseerde met bacon als joker was hartverwarmend. Alsof een tante pannenkoekjes staat te bakken en erachter komt dat de stroop op is en direct de verwachtingsvolle neefjes en nichtjes (want willen pannenkoek met stroop) sust met het alternatief: ‘Ik heb nog een fles heerlijke zelfgedraaide ahornsiroop staan, Zullen we dat gewoon lekker doen?’
De tosti was huge. Dikke boterhammen goed geroosterd. De kaas royaal gesmolten en jawel, lekkere salty bacon ertussen. De tosti was zo groot, dat ik na drie hapjes opeens met een tosti-overschot zat. Ik vroeg aan mama-ober om mijn tosti in te pakken want ‘heerlijk maar wel enorm groot, haha.’ Deze verontschuldigende toelichting was volstrekt overbodig. Aan haar blik te zien begreep ze me volkomen. ‘Tuurlijk kind, komt helemaal goed dit.’ En het kwam goed. Want ik kreeg de tosti in een schokbestendige plastic doos waar gerust vier tosti’s in hadden gepast. Het deksel heb ik thuis weggegooid, het zwarte bakje is inmiddels een prima rommelbakje geworden. Alsof mama-ober wist dat ik thuis nog een handjevol verdwaalde dingen (paperclips, pasfoto’s, sleutelhangerpoppetjes, festivalmuntjes) had waarvoor ik nog geen bakje had. Ze zag dingen. Mijn tostivraag was gelaagd genoeg voor haar om mijn achterliggende wens voor opbergbakjes naar boven te kunnen toveren.
Ik kom snel terug naar Het Paleis. En maak direct rechtsomkeert als ik erachter kom dat mama-ober er niet is.