Ik wil jam kopen maar kan het (nog) niet. De laatste keer dat ik jam at, was op mijn mentorintroductieweekend tijdens een royaal hotelontbijt op de Veluwe, een maand geleden. Op mijn bord ligt dan meestal een intercontinental breakfast: croissants, vleeswaren, gekookt ei (of roerei), muffin en een glazen cupje met huisgemaakte jam voor bij die croissants, zwarte koffie. Heerluk. Maar zelf koop ik (nog) geen jam. Nee joh, heb beslist geen ingekooktevruchtenmetsuiker-fobie. Maar pa zei altijd ‘sjempie’ tegen een potje jam. Elke ochtend dekte pa de ontbijttafel als ik over was. De tafel was dan royaal voorzien van Amerikaanse pindakaas (Skippy peanutbutter), cheddar cheese, gebakken ei, volkoren brood van de Holland Bakery (ja ja), een schaal met Indonesische snackjes, vers van de markt gehaald; melk, sap, koffie en sjempie. Het potje jam altijd in de smaken ananas en/of aardbei. Ik durf nog geen jam te kopen omdat ik bang ben dat ik in huilen uitbarst bij het zien van sjempie bij het ontbijt. En toch moet ik glimlachen als ik denk aan hoe pa altijd heel schattig het potje aan mij aanreikte met die olijke blik van ‘je weet dat ik dit potje aan je ga geven en sjempie ga zeggen.’
Ik wil shinen in Nederland met pa’s mariniersjasjes die ik uit de boedel heb meegenomen. En dat heb ik inmiddels gedaan. Vorig weekend droeg ik zijn mariniersjasje met camouflageprint naar de Kunsthal. Zijn naam en initialen op het voorpand van het jasje geborduurd: F.B. Maramis. Gruwelijk stoer. Ik voelde me beschermd en kwetsbaar tegelijk. Iets dragen van iemand die er niet meer is. Bizar. Een vriendinnetje die mee was naar de Kunsthal, vond mij er weer eens zeer cool gestyled uitzien met dat jekkertje.

Toen ik vertelde dat het pa’s jasje was, keek ze me een paar tellen geëmotioneerd aan. En daarna naar het jasje dat nonchalant losjes om me heen hing. ‘Moet dat niet een strak jasje geweest zijn, ik bedoel mariniers waren toch allemaal afgetraind enzo?’, vroeg vriendinnetje. Ik moest direct denken aan pa’s bolle buikje (geërfd, helaas geërfd) en had op mijn beurt een paar seconden een fijn binnenpretje. Pa’s collectie veteranenuniformen was uitgebreid. Pa zat royaal in zijn plechtige kostuums. Dit jekkertje was er eentje van. Ik stel me zo voor dat veteranen zoals pa na een lange carrière heerlijk mogen uitbuiken in hun uniform. En daarna mogen veteranenkinderen zoals ik erin schuilen. Schuilen in pa’s jekkertje als ik verdrietig ben. Ermee glimmen van trots. Erin paraderen omdat ik een verschrikkelijk ijdele aap ben. Het jasje doet veel dingen tegelijk met mij. Misschien moet ik ‘m wel aantrekken naar de Appie. En dan heel fier de complete rij met sjempies, hup, in mijn karretje knallen. Ik denk dat ik dat wel aandurf, pa. #fransbernhardbedankt