Het Aapje wil een banaan, een cocktail en een kus

En niet per se in die volgorde.
Het is maandag 25 april en ik ben vaderloos. Dat ben ik sinds 29 februari 2016. Woensdag 3 maart jl. vertrok ik halsoverkop naar Manado, Sulawesi. Zonder visum, zonder hepatitis B-prik, zonder malariapillen. Naar een vader die al vijf dagen opgebaard lag. Bijna twee maanden lang heb ik intens geleefd en ben ik geleefd. Gependeld tussen Sulawesi en Bali. Dat is de luxe als je familie op verschillende eilanden in de Gordel van Smaragd hebt wonen. En al die tijd stond de teller niet aan. Was interessant geweest, zo’n fancy journalistiek verantwoorde factsheet in mijn blog. De borden met troosteten, de oneindige rij condoleancehanden, de kunstbloemenparade. De autokilometers, de herinneringen. De whatsapps vol lobi en kussende emoji’s van familie, jaarclub, vriendjes, vriendinnetjes, zakenrelaties (nee, die laatste groep gebruikte gelukkig geen kussende poppetjes). De tranen, de brute natuurpornohectares op de Minahasa en Flores. De Balinese borrelhappen en tropische cocktails. Allemaal niet geteld. Wat ik wel heb kunnen tellen is het aantal binnenlandse vluchten (meer dan twintig losse vluchten in totaal). Voor de rest ben ik tussen maart en april 2016 de tel en tijd tijdelijk kwijtgeraakt.

Zaterdag 30 april vlieg ik eindelijk terug naar NL, na twee intense maanden Indonesië. Ik kom met vet Indonesische tongval en een gebroken hart terug. Met een mooi geheelde tattoo, dat dan weer wel. Met een bos strandhaar waar je de stoep mee kunt aanvegen. Een poepbruin snorkelmeisje zonder vader dat met gedeelde tegenzin naar huis gaat. Was het taai om rouwen en bounty-eilandhoppen te mixen? Soms. Want leven en dood simultaan vieren is zwaar. Maar omdat ik alles als Malle Eppie van me af schreef, werd het mooi. Ik bakte van alle wekelijkse indrukken een intense woordentaart. Elke maandag uitgedeeld als stukken verteerbare blogs. Ik kon het toch niet allemaal alleen op. Hoewel ik vaak genoeg heel graag alleen in een atoombunker had willen zitten. Weg met al die peoples in the house. De kleine einzelgängerschrijver in mij.

Mijn reis is na bijna twee maanden voorbij. Het is volbracht. En ik kan bijna niet typen omdat de tranen vechten om een front row seat op mijn oogbollen (of heet dat netvlies, weet ik veel). Ik vlieg zaterdag naar Nederland. Voor de allerlaatste keer vanaf Bali (huidige standplaats waar ik mijn onrust probeer weg te feesten), via Manado (met transit in Jakarta). Daar kijk ik Zo.Niet.Naar.Uit. Maar het moet. Het vliegveld Sam Ratulangi Manado, waar papa mij altijd opwachtte. Datzelfde vliegveld wordt vrijdag het toneel van een huildrama in twee bedrijven. Bij Gate 5 en bij het opstijgen. Ik hoop hard op een stoel bij het raam. En op een piloot die een beetje rap optrekt en soepel wegvliegt. Mijn emoreis van bijna twee maanden is (bijna) voorbij. Gehuild, gelachen, gedronken, genoten, gepiekerd, gedroomd, gerookt, geknuffeld, gereisd, gemijmerd. Het is maandag 25 april en ik ben vaderloos voorgoed. Ik mis inmiddels iedereen die ik de afgelopen twee maanden in NL heb achtergelaten. Ik ga mijn dierbaren hartstochtelijk missen die ik vanaf zaterdag in Indo moet achterlaten. Maar het allerergst mis ik pa. Kan iemand mij vertellen wanneer dat overgaat? In cijfers en statistieken graag. Mailen kan naar ramona@hetaapje.com. Geniale grappen om mij op te beuren zijn ook welkom. Of invites voor koffie. Een uitnodiging voor een wijn-bacchanaal mag ook, graag zelfs. Needless to say: pratende banaan-met-hoedje-op-gifjes, doe maar veel.#fransbernhardikmisje