Vrij naar Johan Cruijff. Het geldt ook voor mij en mijn voetbalfanatisme en het gebrek aan èchte kennis van het spel. Nòg vrijer naar Cruijff: ik kan goed faken (dat ik het snap) zonder een bal te raken. Ik ben een seizoensgebonden voetbalkijkert. Bij elk EK en WK-grootschermbierfestijn draag ik bijdehand mijn oranje Lottoshirt maat 152. Twee jaar geleden trotseerde ik de verstikkende geur van nepleer en goedkope deodorant in een stink-Bristolwinkel. Daar scoorde ik oranjekleurige nepleren trainingsschoenen. Alles voor Oranje, ook al riskeerde ik een permanent defect reukorgaan. Ik ben dan wel een blije seizoensgebonden voetbalgekkie, maar het moet wel goedkoop en vooral, in stijl. Ik ben niet de aap die met een tattoo van het Nederlands elftal op mijn linkerwang gaat lopen paraderen. Tot zover de reikwijdte van mijn Oranje-hooliganisme. Ik ben een seizoensgebonden kijker. Omdat ik alleen voor de duur van het toernooi begrijp wanneer een speler buitenspel staat. Of wanneer ik zelfstandig kan constateren dat zojuist een bloedmooi doelpunt vanuit de counter is gescoord. Daarna treedt Alzheimer light in. Ik ben een seizoensgebonden voetbalkijkert die het liefst met vrienden en een stuk of 1000 vreemdelingen, gespannen naar een amoled buitenscherm kijkt. Ik ben een sucker voor collectieve voetbalverering. Een amateurkijker die na twee poules pas comfortabel luidruchtig verontwaardigd durft te zijn. Omdat ik simpelweg tegen die tijd pas weer snap dat het kijken naar drie superslechte voorzetten in slechts drie minuten niet bevorderlijk is voor je hooliganhumeur. Of zoals Cruijff zou zeggen: ‘je gaat het pas zien als je het door hebt.’
Dat verontwaardigd voetbalkijken is genetisch bepaald. Ik heb ergens nog een foto liggen waarop mijn wijlen oma Alwina zo ongeveer in de tv duikt tijdens een mondiale voetbalpot. Oma kon oprecht verschrikkelijk boos worden als een vrije trap lullig op de paal belandde. De verontwaardiging op dat gezellige gezichtje van haar vond ik als kind al fascinerend. Die verontwaardiging aapte ik haarfijn na tot na de Fabeltjeskrantfase. Nu mocht ik ook met natgekamde haren in pyama opblijven en geboeid naar een voetbalwedstrijd kijken. Samen met al die volwassen verontwaardigde familieleden op het puntje van onze stoelen. Fantàstisch vond ik dat. Een familie vol voetbalgekkies. Zowel aan mijn vaders als mijn moeders kant. Niet alleen genetisch, maar vooral ook antropologisch. Op Manado zijn ze allemaal voetbalhooligans en al helemaal als Oranje aan de bal is. De houten dorpskroegjes aka zuiphokken, hebben een beruchte reputatie hoog te houden tijdens voetbaltoernooien. Als Oranje meedoet dan is 300 jaar Nederlandse kolonialisatie snel vergeten. Verliest Oranje, dan veranderen de muren van die dorpskroegjes in houten klaagmuren. Alle vergeelde Oranje elftalposters en Gullit’s staatsieportretten in keiharde confrontatie met Menadonese krokodillentranen. En veel delirium-incidenten, dat ook.
Ik ben een seizoensgebonden voetbalkijkert die nu wat gelaten naar de EK-affiches zit te koekeloeren. Oranje is toch best een mooie kleur eigenlijk, zo fotogeniek op beeld. Beetje cold turkey dat ik nu niet verontwaardigd en schuimbekkend van onaantrekkelijk niet-aanvallend voetbalgepruts der Oranje laffe leeuwen kan genieten. Cold turkey omdat ik het schandalige amateurisme niet meer kan bespreken met pa.