Lang leve de kenniseconomie

Het is alweer een jaar geleden dat ik afscheid nam van de Delftse lokale politiek. Ik deelde samen met mijn CDA-fractiegenote de portefeuille kenniseconomie. Een relevant thema voor Delft kennisstad. Met de Technische Universiteit en Yes!Delft als paradepaardjes en motor van de kenniseconomie. Een economie waarmee wordt bedoeld dat een significant deel van de economische groei voortkomt uit (technische) kennis.

Het is een onderwerp dat regelmatig op zowel de landelijke als de lokale politiek debatagenda staat. Vaak gepaard met kritische geluiden dat het beter moet met de kenniseconomie in de Lage Landen. Voormalig voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER), Alexander Rinnooy Kan was zo’n hartstochtelijk pleitbezorger van de kenniseconomie. Hij fulmineerde vier jaar geleden nog in het tijdschrift Maarten! tegen de deplorabele staat van de kenniseconomie in NL. Te weinig door de overheid gedreven en te luie studenten die de ambitie missen om Nederland als volwassen kennisland in de top 3 wereldranking te kunnen positioneren. Superstudenten en overheidsimpuls als de norm.

Binnen de Delftse fractie staat de kenniseconomie ook permanent op de agenda. Interessant waren onze metadiscussies over dit onderwerp. Kenniseconomie, ja prima, maar wát zijn nou precies kenniswerkers? En waarom zijn afgestudeerde studenten en expats eigenlijk altijd de maatstaf? Als fractie waren we het niet altijd met elkaar eens, want dit onderwerp leent zich makkelijk voor oeverloze semantische discussies.

Onze fractiestellingname was uiteindelijk als volgt: wanneer je het hebt over kenniswerkers, dan heb je het over mensen in het algemeen. Mensen die met bepaalde vaardigheden, kennis&kunde, ongeacht opleidingsniveau, een bijdrage leveren aan de plaatselijke economie. Dus een tegelzetter is een kenniswerker, net zoals een jurist. De schoonmaker is ook een hardwerkende kenniswerker evenals de trauma-arts op de spoedeisende hulp. Allemaal dragen zij (dus wij ook) bij aan de kenniseconomie. Want door te werken, houden we de economie draaiende (verdienen geld, geven uit en leveren in aan de staatskas).

Een heel ander geluid dan wat volgens de economische maatstaf wordt gezien als kenniswerkers, het werkgebied en wat ze concreet voortbrengen. Dan moet je denken aan bètastudenten, techniek en innovatie. Die innovatie komt vooral van technische start ups. En start ups worden weer omarmd door hongerige beursgenoteerde bedrijven die wel een innovatieve impuls kunnen gebruiken. Goed voor hun dienstverlening en imago want die krijgen een forse innovatie-injectie (maar eigenlijk gewoon omdat de markt ze dwingt dat te doen). En zo stuwt de economie zichzelf weer voort op de output van start ups en kenniswerkers.

Ik was als fractielid vooral aanhanger van tweesporenbeleid. Niet alleen als het gaat over de term kenniswerkers maar ook over de invulling van het kenniseconomische totaalplaatje. Aan de ene kant vond/vind ik dat je als gemeente vol op het orgel moet. Door kenniswerkers en aspirant-kenniswerkers goed te faciliteren. Zoals het bieden van een aantrekkelijk woningaanbod met een infrastructurele actieradius dat op orde is: supermarkt, scholen, voetbalveld en huisartsenpost in dezelfde buurt. Zie het als een mooi visitekaartje.

Want als je als gemeente bereid bent jezelf mooi en aantrekkelijk te maken, dan haal je expats binnen die graag voor je willen werken. En komen die studenten hier, die graag kostbare kennis willen consumeren.

Uiteindelijk krijg je de gewenste kenniswerkers die gevoed, uitgeslapen en monter aan hun (ontwerp)bureau verschijnen. En die vervolgens de meest excellente output leveren in de vorm van producten en diensten. Heeft iedereen profijt van. De gemeente incluis. Klinkt utopisch maar zo loopt de denkrichting van een lokale bestuurder wel.

Aan de andere kant ben ik het eens met de fractiestelling dat íedereen met enige opleiding en dito baan een kenniswerker is. Zie ons fractiestandpunt hierboven. Immers, met die kennis lever je een dienst, word je betaald, geef je uit, etc. Hoezo ben je alleen van waarde voor de (lokale) economie als je een ingenieur, of biotechnicus bent?

Het fractiestandpunt van mijn partij is duidelijk beredeneerd vanuit een intermenselijke visie. Je bent een burger met gezond verstand. Met bepaalde kennis. Als jij die kennis en kunde deelt met je omgeving, dan ben je goed bezig. Dan ben je ook kenniswerker en maak je jezelf waardevol. Voor jezelf en voor de mensen om je heen.

Voor beide invalshoeken is dus wat te zeggen, vind ik. De ene theorie is economisch gedreven en meetbaar. De andere, is de intermenselijke invalshoek. Vanuit de notie dat je ieder individu dezelfde waardering toekent op de kenniseconomische arbeidsmarkt. Beide invalshoeken gecombineerd, zorgt dit wat mij betreft voor optimale economische groei.

Ik heb gezegd. Dank u wel.