Ik ben kind van gescheiden ouders. Ik weet het. Een niet zo’n bijster fijn introzinnetje, zo vlak na Valentijnsdag. Permanent vlammen in de liefde. Het is serieus niet iedereen gegeven namelijk. Ondanks de scheiding, heb ik toch een groot deel van mijn jeugd veel lobi gekregen. Direct en indirect. Ik zat bijvoorbeeld op een Montessorischool. Dat kan een praktische keuze van mijn moeder zijn geweest. Maar een Montessorikind leert wel autonoom het maximale uit haar creatieve brein te halen. Dus dat heeft mijn moeder mij gegund. Is ook liefde.
De fietstochtjes met mijn mama en stiefpa naar ongelofelijk sprookjesachtige beekjes in het Amsterdamse Bos. Eenmaal aangekomen, hup met de blote voetjes in het kraakheldere water. Dat herinner ik me als liefdevolle momenten. Ik heb überhaupt leren fietsen in het Amsterdamse Bos. De valpartijen waren supernasty, maar het geduld van mijn stiefpapa om mij van die zijwieltjes af te krijgen zie ik als een genereus en liefdevol gebaar. Hij had me ook gewoon kunnen verwaarlozen. Als soort van boze stiefmoeder met snor. Dan was ik voor eeuwig een krukkig, vierwielig kind gebleven dat gepest werd op school. Hoeveel kinderen groeien wel niet op onder een dictatoriaal, liefdeloos regime van vet rare ouders/stiefouders? Precies dat bedoel ik.
Ik ben kind van gescheiden ouders. Grotendeels opgevoed door mijn moeder in Amstelveen. En van een afstand gemanaged door een vader die mij platbelde uit Hong Kong. Of uit Jakarta waar hij uiteindelijk lang woonde. De liefde ging dwars door de telefoon. En de opvoeding, die ging ook door de telefoon: ‘schatje, als je oversteekt op het zebrapad, dan..’, onderbrak ik hem met rollende oogjes en maakte ik de zin af met: ‘jaaahaaaa, eerst links en dan rechts kijken, en dan, en dan, oversteken.’ Ik weet trouwens zeker dat pa mijn zinnetje altijd lip syncte, zo aan de andere kant van de oceaan. Echt vreselijk lief. Overigens voel ik mij tot op de dag van vandaag superoncomfortabel als ik een stuk straat strafbaar oversteek (lees: ongeciviliseerd stuk straat zonder zebrapad). Bedankt pap, voor die eindeloze zebrapadliefdebezorgd-achtige telefoonmantra’s. Nu is je kind een zebrapad-autist.
Mijn ouders wonen nu alweer flink wat jaren in Indonesië. Wanneer ik naar ‘huis’ ga, zoals ik dat noem als ik naar Indo vlieg, logeer ik standaard een week bij mijn moeder, stiefvader en broertje in Jakarta. Daarna vlieg ik door voor een dag of tien bij mijn pa in Sulawesi. En om het mooi af te toppen, chill ik de rest van La Holiday de ballen uit m’n bikinipants bij m’n zussie op Bali Paradise. Maar mijn laatste avond in Jakarta is altijd memorabel. Dan kookt m’n moemie bijvoorbeeld een gezellig afscheidsdiner. Een 20-gangig Indische fissa waar de liefde in elk stokje sate, rijstkorrel en sambalpepertje is gestopt. En wat helemaal prachtig is; mijn moeder nodigt dan ook altijd mijn vader en zijn vrouw (mijn stiefmother) uit. Nog uit de periode dat mijn ouders en aanhang allemaal in Jakarta city woonden, vertel ik jullie nu een knetterzoete anekdote. Zo zoet dat het glazuur van jullie tandjes afknalt:
Na de gigantische rijsttafel zitten we met z’n allen lekker uit te buiken op de veranda; met uitzicht op palmbomen en bougainvillestruiken waar m’n moeder zo idolaat van is. Als dessert eten we mama’s homemade appeltaart. The one and only. Wanneer ze mijn vader een schoteltje met een punt apple pie aanreikt, kijkt hij vertederd naar het taartje, neemt een hap en zegt: ’Ah heerlijke appeltaart, Jeanne — yep, zo heet di mama —, precies zoals je het vroeger in Amstelveen ook altijd maakte.’ Waarop mijn moeder hem bescheiden ‘dat-had-je-niet-hoeven-zeggen’-bedankt.
Ik weet eigenlijk niet wat mooier is: de vlammende liefde die ooit was, of het eindeloze respect dat mijn ouwelui tot op de dag van vandaag naar elkaar hebben. Allemachtig wat is dat toch prachtig.