Sinds een week is mijn moeder in Nederland. Nog geen twee weken geleden was zussie hier, die inmiddels via Florence en München weer op Bali is. Ja, het is hysterisch die familie van mij.
Sinds een week is mijn moemie hier. Mijn ooms, tante en ik haalden haar in het ochtendgloren op van Schiphol, met als doel haar z.s.m. naar huis te brengen (bij tante in het Haagsche) en haar in een fris opgemaakt bedje te leggen. Een jetlag bij een zeventiger eruit kloppen kun je maar beter zorgvuldig doen.
Hoe anders liep het. Mijn moeder wilde helemáál niet slapen. Nee man. ‘Mama wil een Nederlandse simkaart in de stad regelen, gelijk even winkels kijken toch?’ En zo hobbelden mijn twee ooms, mijn tante en ik als chaperonnes braaf achter mama aan, de paden op, het Haagsche Noordeinde in. ‘Ik heb zin in falfel, eh falafel’ meldt moeders monter tussen haar hippe sneakerlooppassen door. Even daarvoor toverde ze nog een quiche van Starbucks uit haar handbagage. ‘Heb ik gekocht vlak voordat ik weer moest boarden.’ Mijn moeder, die net koud een uur geleden door Singapore Airlines vanuit Jakarta in NL was afgeleverd. Mama die er belachelijk frisfruitig uitzag, gezegend met een gezonde portie eetlust, zich voortbewegend met het tempo van een Indische hinde. Het ontroerde mij.
Van de week appte onze schoonmaakster Rabia dat ze aankomende zaterdag niet zou komen poetsen. Ze vliegt naar Marokko om haar zieke moeder te verzorgen. Mijn gedachten stonden opeens stil. Mijn gemoed wat zwaarder, het tempo lag eruit. Ik moest opeens aan papa denken. Pa die in 2016 een hersenbloeding kreeg en aan de gevolgen daarvan is gestorven. Halsoverkop vloog ik naar Manado, Indonesië naar een dode vader. Verzorgen kon niet meer.
Mijn moeder woont in Jakarta en, gelet op haar gesteldheid, nog enorm kwiek voor haar leeftijd. Er komt een dag dat dit allemaal voorbij is. Dat ik een vliegtuig pak, niet om haar te verzorgen, maar om haar as uit te strooien in de Indische Oceaan. Mijn moeder. Ze is hier in Nederland. Alle tijd die ik hier met haar ga doorbrengen is me, nog voordat het heeft plaatsgevonden, al enorm dierbaar. Ik ga haar vasthouden in een tempo dat mij past. Ons allebei past. Rabia wierp me van de week onbedoeld een count-your-blessing-moment recht in mijn schoot.
De gedachte daaraan ontroert mij.