The Civil Society

Ik was vorige week op uitnodiging van een kennis wezen lunchen bij het internationale waterinstituut, Unesco-IHE in Delft: het bolwerk van masterstudenten en post-doctorale nerds uit ontwikkelingslanden met een afwijking voor water. In dit voormalig hoofdkwartier van de TU Delft wordt sinds 1957 het fenomeen water onderzocht door een zeer mondiaal studieclubje. De belangrijkste toelatingseis voor deze uitheemse studiebollen: zorg dat je minstens twee setjes traditionele kledij in je koffer hebt gevouwen. Het onderwijsinstituut viert namelijk om de zoveel maanden een gezellig folkloristisch themafeest. De ene keer is dat Afrika, de andere keer Azië of Zuid-Amerika. Gezelligheid is een understatement. De sfeer hier is ronduit knus te noemen. De studenten vrolijk maar nooit luidruchtig. De onderlinge band hecht, wat ook niet heel moeilijk is met slechts 200 studenten per lichting. De phd’s wonen zo ongeveer op deze mini elitecampus, elkaar leren kennen gaat rap. In het lab is er royaal de tijd om je collega’s beter te leren kennen en lekker je gevoelens onder een loep te leggen (pun intended). Relaties bloeien hier dus in alle heftigheid op. Alumni schijnen na jaren zelfs terug te keren op het oude UNESCO-IHE-nest. De onderlinge verbondenheid is groot, het is allemaal heel intens. En toch kabbelt het aan de oppervlakte. Keurig als een non-descript beekje. De sfeer is geciviliseerd. Verpakt in een monumentaal gebouw dat overigens aan de binnenkant prachtig is vertimmerd door Fokkema & Partners Architecten.

Hier worden heftige waterdeals gesloten.
Hier worden heftige waterdeals gesloten

Zo veel knusse keurigheid in èèn gebouw is dit oud-corpsbalmeisje niet gewend heur. Op de sociëteit van mijn oude studenteneliteclubje, het Groninger Vindicat atque Polit was roekeloze chaos de norm. Niet zo moeilijk te realiseren met acht keer zoveel studerende leden als bij Unesco-IHE. En toch staat Vindicat garant voor gezelligheid. Noem het een wilde variant van gezellig, met ìets meer risico. Want met een exotische fruitmand op je hoofd gemonteerd heb je op onze sociëteit nog geen Aziatische avond. Minstens 80 geïmporteerde boedhabeelden, een container vol vlonders en de kustlijn van de Noordzee die tijdelijk duizend kuub aan zand moet missen, dat werk. Althans, bij wijze van. De creativiteit en fantasie van een gemiddelde corpsbal kent namelijk geen, maar dan ook ècht geen grenzen. Dan valt een landenweek met een satékraampje hier en een Afrikaanse dansgroep daar in het Land van Niets. Natuurlijk is Unesco-IHE niet te vergelijken met de apenbralkooi waar ik in heb gespeeld. Deze waterstudenten zijn al een flink aantal stappen verder in hun nog jonge loopbaan. Wij Vindicaters studeerden toen om überhaupt een loopbaan te kunnen hebben. En dat vierden we elke woensdagavond met bier ter sociëteit. Hier in Delft wordt een Msc- of phd-succesje hoogstwaarschijnlijk gememoreerd met een kleine borrel en een bescheiden skypesessie met het thuisland.

Unesco IHE-gevatheid
Unesco-IHE-humor

En toch is het grappig om beide werelden te benchmarken. Het levensgrote verschil in attitude tussen deze studenten en de student die ik zelf ooit was. Maar ook zeker de overeenkomsten. De blijheid, de ambitie. Ok, vooruit, een andersoortige ambitie. De ambitie om na een dolle sociëteitsavond de volgende dag met forse kegel en aangekoekte Timberlands aan, een tentamen te halen. Versus de èchte UNESCO IHE-ambitie, namelijk de opgedane kennis in Urban Water and Sanitation toepassen in het land van oorsprong. Moeilijk wetenschappelijk doen met een nobel doel zeg maar. Niet de softe liefdadigheidsprojecten die wij als corpsjongens- en meisjes zo nu en dan afvinkten. Voetballen met jongeren met sociaal-economische achterstand. Of taartjes knutselen met eenzame ouderen. Is ook allemaal nobel, maar in omvang niet te vergelijken. Dat is denk ik wat ik intrigerend vind aan deze sympathieke jongens en meisjes van Unesco. Het zijn van die nette, geciviliseerde, weldenkende, niet-pochende individuen. Die bedachtzaam en zeer bewust een ambitieuze stap in hun studieloopbaan maken. Corpsmeisjes- en jongens die uiteindelijk op dikbetaalde functies in het bedrijfsleven terechtkomen is gewoon een stereotypebevestigende loopbaanuitkomst. Daar is niets nobels aan. Bash ik nou mijn eigen achterban? Ja, en dat is niet erg. Want waar een corpslid ook goed in is, is overdrijving. Niet elke alumnus van een corps belandt in een old boys network. En niet elke UNESCO-nerd drinkt alleen ranja op woensdag. Wat UNESCO-nerds en corpslieden in elk geval wèl delen is de gave om hechte vriendschappen te creëren. Vriendschappen die vervolgens opbloeien als een malle. Kameraadschap die nooit meer overgaat. Dat klinkt aardig overdreven maar dat is het niet. Het is de prachtige waarheid die zich voor mijn ogen voltrok die middag. Als een melancholische trailer die live ging tijdens een lunch op het Delftse waterinstituut.