Dinsdag 30 oktober, the day after my silent discobirthday. Ik werk de laatste keelontstekingstuipjes weg achter La Laptop.
17.30: een Facebook-DM van Relus Breeuwsma, voorzitter CDA Zuid-Holland. Of ik zaterdag wat te doen heb. ‘Dan hoop ik aan het einde van mijn keelonsteking te zitten Relus’, typ ik kuchend terug. Relus had blijkbaar mijn laryngitis-blog gelezen want stuurt rap vijf berichtjes:
‘neem Berenburg’
‘een longdrinkglas vol’
‘in een keer’
‘ga je wel knock-out’
‘maar het helpt’
Na mijn haha-emoji komt prompt de volgende vraag: ‘Ruth (Peetoom, partijvoorzitter CDA) zoekt nog naar iemand voor het meditatief moment tijdens het congres’. Ik schreeuw het uit van vri-vra-vreugde maar dan met het geluid op mute. Ik antwoord Relus dat als ik dit doe, ik het wel op míjn manier, de monkeyway, doe. Relus snapt het meteen want ik doel op een CDA-millenialborrel waarvoor ik in opdracht een gedicht schreef en voordroeg. Een gedicht met vette knipoog waarin het talmende dertigerspubliek zich totally in herkende. Daarnaast was Ruth afgelopen zomer aanwezig bij mijn mentorspeech voor de CDA Talentacademie lichting 2016-2017, waar zij de diploma’s uitreikte. Juist. Zo speel je jezelf dus in de partijkijkert.
Donderdag 2 november, 17.14: Ruth belt me om voor te bespreken en refereert direct naar mijn mentorspeech: ‘dus ik dacht dat jij dat zaterdag prima kunt doen.’ Hands down hét telefoonmoment van het jaar. Niet alleen het verzoek was een eer, maar vooral omdat Ruth mij volledige carte blanche gaf als het ging om de inhoud. Ik hoefde alleen iets te verwerken over de diversiteit aan partijgenoten en dat we samen één zijn. Ik mocht er een persoonlijk verhaal van maken, of vertellen vanuit mijn ervaring als mentor bij de Talentacademie. Prima. Ik besloot alleen aan het eerste verzoek te voldoen. Van een persoonlijk verhaal en ervaringen als mentor ben ik ver weggebleven. Een persoonlijk betoog kan de juiste snaar raken, maar het blijft linke materie. Als het niet een verhaal is van het kaliber dat het hele electoraat in de zaal ‘m voelt, of erger, een verhaal dat zorgt voor plaatsvervangende schaamte (‘ik weet nog dat mijn moeder ooit vertelde’), dan ben je serieus in de monkey gelogeerd. En ik had nog maar anderhalve dag te gaan. Ik hinkte voor het ultieme beslismoment voortdurend op twee gedachten. Of het werd een persoonlijk (mentor)verhaal óf ik ging voor de performance, een speech waar de hele zaal zich in kon vinden, minstens. Het werd het laatste.
En zo ontstond de speech zoals het in mijn bovenkamer altijd gaat. Vrij associëren, van een afstand naar de materie kijken en hier en daar de boel abstraheren. Dat klinkt net zo abstract als het klinkt, maar zo werkt mijn dichtende brein nou eenmaal. Sowieso ga ik altijd op zoek naar de onverwachte wending aka de witz. Tijdens mijn ontgroening bij Vindicat geleerd. Op commando, onder druk en terwijl je door de ontgroeningscie honderd keer hinderlijk onderbroken wordt, een superorigineel verhaal houden. Want inderdaad dames en heren, u leest het toch echt goed: in die kapotverwerpelijke besloten corpsballenbunker vol bier en bangalijstjes heb ik zeer zekers wat geleerd ja. Anyhow. In één middag stond de speech op papier, en na twee eindredactierondes was het af. Een speech zo breed en divers als het CDA zelf is. Met al die verschillende partijgenoten in de hoofdrol, met een grapje hier (minister Grapperhaus de columnist) en een gebbetje (Hugo’s chille schoenen) daar. In het schrijfproces ging ik al lekker op de pre-adrenaline van het aanstaande podiummoment. Die energie, die vibe combineert altijd zalig met dat dolle woordenbacchanaal in mijn hoofd.
Zaterdag 3 november, Het Concertgebouw in Nijmegen,10.00: ik vink nog wat rituelen af voorafgaand aan de speech. Ik inspecteer de zaal, check het podium en proef sfeer. Minimaal een half uur van tevoren sla ik alle social talks af en stap ik in mijn concentratie-ei. Eerder bij de podiumcheck zag ik al dat ik niet boven het kateder uitstak. Dus regelde de floormanager een kistje waar ik op kon staan. Waar anderen van zo’n last minute-ding accuut dood zouden gaan, had ik juist vet voorpret. Dit zou een supergeestige binnenkomer worden.
Grote Zaal, plenaire sessie 12.00: Ruth kondigt mij aan en nodigt mij uit het podium op te komen. De hilariteit was voelbaar in de zaal toen ik na een paar keer schuiven eindelijk op de koffer ging staan: ‘het is belangrijk dat jullie mij kunnen zien, maar belangrijker nog dat jullie mij kunnen horen’. En zo geschiedde.
Het is mooi als je schrijverij iets doet met het publiek. De haag aan complimenten na afloop, maar vooral dat partijgenoten zich volledig herkenden in een ‘heel helder en fris verhaal’. Als oude nestor Eelco Brinkman je vet veel schouderklopjes geeft (‘wat deze dame dus zegt’) en Mona Keijzer mijn speech technisch knap in elkaar vond steken, dan heb je me hoor. Ik voel me dankbaar dat ik mocht shinen met goed doordachte en creatieve apenkool op zo’n machtig moment. Oftewel ‘speechen in het centrum van de macht’ zoals een van mijn beste vriendjes daags na het congres appte.
Helemaal zo slecht nog niet voor een kleine apenkop, toch?
Het millenialgedicht vind je hiero. De bewuste speech vind je hieronder.